Maandagmorgen word ik laat wakker van de slagen tegen golfballetjes. Mannen zijn zich de dag aan het inslaan.
Een mevrouw in rood beweegt op haar Nordics en ik wil gaan fietsen totdat ik geconfronteerd word met het weer.
De regen wordt steeds heviger en de wind kouder. Daarbij kan je wel midgetgolf spelen,maar in plaats van fietsen ga ik lopen.
Daar voor ga ik naar de douche en ben weer bewust van hoe mooi en schoon en technisch het sanitair in Finland is. Op iedere camping is dat zo gewoon dat ik het begrijp als een onderdeel van de Finse cultuur en samenleving.
Buiten wordt een jonge meeuw gevoerd door een ouder. Die vliegt weg, het jong blijft zitten, het rechterpootje als een bedelend handje.
Hij blijkt een gebroken pootje te hebben, zielig maar we kunnen er niks aan doen. Net zo min als aan het weer dat steeds minder wordt. Een paraplu biedt even uitkomst aan deze gehaaste meneer.
Onze bus is droog.
Maar ik moet naar buiten.
Daar begin ik weer te denken aan het Finse sanitair. Hoe kan het, dat een volk dat ooit in de kou van hout leefde, tot excellent sanitair kan komen. Kennelijk zitten er in barre omstandigheden kansen, beginnend met houtvuurhutten. Zoals bloemen een rotsblok omkransen, zo pakken ze hier de natuur aan.
Als mos dat langzaam maar zeker zorgt voor de verpulvering van rotsen.
Het bos is nat.
Het bos is groen.
Het bos is dus inspiratie voor een warme douche.
Ik herinner me een gesprek met Matti aan de ontbijttafel, zaterdagochtend in Lappeenranta. Dat spontane gesprek ging over de inspiratie die ondernemers uit hun omgeving krijgen om specifieke producten door te ontwikkelen. Van hout en kou via sauna en papier naar luxe sanitair. Bij het zien van deze bomen moet ik daar aan denken.
Ik heb hem en zijn vrouw en dochters verteld over mijn project en hij heeft net laten weten dat zijn dochters ook mee willen doen.. Wanneer we elkaar zien horen we, denk ik, morgen. Ben er heel blij mee.
’s Middags gaan we inkopen doen in Kotka, de laatste grotere plaats voor de Russische grens. Op het centrale plein staat dit stadhuis.
Afstandelijk, hard en waarschijnlijk ontworpen door een heel goede architect. Van achteren vind ik het mooier dan van voren.
Voor het stadhuis een vader en zoon waarvan de zoon iets raars doet met hand en arm. Een groet?
Of wijst hij de weg? Naast hem hangt een kastje waaruit je een stadsplattegrond kunt halen. Nu is dat leeg. Helpt hij toch een handje.
Als we zijn hand volgen en in die richting kijken, komen er net 4 mensen uit de tattooshop lopen. Peter zegt tegen een van hen dat het lijkt of zijn broek ook getatoeeerd is. Hij glimlacht en ze gaan graag met zijn 4-en op de foto.
Hij niet. Als ik nog wat foto’s van het plein maak vindt deze man in het geel het maar niks, hij dekt gelijk zijn gezicht af.
En op een muurtje zitten deze 4 jongeren. Peter vraagt de jongen met de oorversiering of wij een foto mogen maken. Hij zegt nee, maar zijn vrienden vinden van wel.
“Voor deze keer dan”, zegt hij. “ hij heeft er 2 jaar ovegedaan om het gat in zijn oorlel zo groot op te rekken als het nu is.” Er past wel een hele Leukoplastring in.
Misschien vindt hij inspiratie op dit beeld, een boom die om de rots groeit, en is dit het beeld van de Fin, weerstand en uitdaging.